Vendelinus is officieel van start gegaan in januari 2000. Het hoofddoel van Vendelinus is om een verenigingsleven aan te bieden aan de volwassen leden van de Cosmodrome.

U bent hier

Verslag vergadering Vendelinus 13 april 2013

Hans opende de vergadering met een verslag van zijn reis naar Zwitserland en zijn pogingen om de komeet PANSTARRS te fotograferen, Het is hem gelukt, ondanks de soms “hinderlijke” bergen, De komeet was opvallend in een verrekijker.

Daarna nam Edy het woord. Hij behandelde de hype die er was ontstaan na een eerste analyse van Marsmaterie door Curiosity. Vooral dan het “ontdekken” van perchloraat en de oorzaak van die ontdekking (morsen met van de aarde meegebrachte vloeistof). Na de koffiepauze ging Edy op de ingeslagen weg verder met het verhaal van de baan van Cassini rond Saturnus en de invloed hierop van de maan Titan (wanneer Tony hem iets vroeg of onderbrak, wou Edy dat dit van de aan hem toegemeten tijd werd afgetrokken; hij had zoals altijd de lachers op zijn kant).

Twee krasse oudjes: Voyager 1 en Voyager 2

In 1964 kwam Gary Flandro van het JPL op de proppen met een voorstel voor een Grand Tour. De reis door het gebied van de reuzenplaneten is mogelijk met een minimum aan energie en tijd omdat de ligging van de planeten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus alsook van (de toen nog planeet) Pluto om de 175 jaar gunstig is. Men zou de zwaartekracht gebruiken om via de ene planeet het ruimtetuig naar de volgende te leiden. Deze methode werd voor het eerst getest om Mariner 10 in 1973 via Venus naar Mercurius te slingeren,

Omwille van onkosten werd een ietwat gereduceerd plan opgesteld: twee ruimtetuigen zouden langs de vier reuzen vliegen en Pluto werd geschrapt, met de bedoeling om Voyager 1 langs Titan te laten gaan.

De figuur hieronder geeft een idee van de vluchtschema’s.

Daaronder staat een erg interessante grafiek. De blauwe lijn geeft de grootte van de ontsnappingssnelheid uit het zonnestelsel in functie van de afstand tot de zon in astronomische eenheden. De rode lijn geeft de snelheid van Voyager 2 en je ziet telkens de plotse toename hiervan als het ruimtetuig een duw krijgt van een planeet (gravity assist),

Enkele hoogtepunten in de vlucht van beide Voyagers.

Op 8 maart 1979 wordt  vulkanisme op de maan Io van Jupiter ontdekt. Enige tijd ervoor werd dit reeds op theoretische gronden voorspeld.Io is honderdmaal vulkanisch actiever dan de aarde.

(NASA)

Door van Io afkomstige zwavel is het maantje Amalthea roodachtig van kleur.

Overweldigend was tevens Jupiter’s turbulente atmosfeer.

(NASA)

Dozijnen onderling op elkaar inwerkende orkanen en een Grote Rode Vlek die 8 km boven de omringende wolken uitsteekt.

De Voyagers toonden aan dat de ringen van Saturnus bestonden uit honderden ringetjes en smalle openingen ertussen. De Pioneers hadden reeds de eigenaardige F-ring gevonden, De Voyagers ontdekten de herdermaantjes Pandora en Prometheus.

 (NASA)

De ontdekking op Neptunus van de Grote Donkere Vlek was een totale verrassing. Deze vlek, die ondertussen is verdwenen , vertoonde zich als een gat in de bovenatmosfeer van de planeet.

(NASA)

Voyager 2 heeft windsnelheden tot 1600 km/h gemeten.

Ook verrassend was de ontdekking op de maan Triton van cryovulkanisme: geysers die ammoniak, water en methaan uitstoten tot een hoogte van 8 km.

(NASA)

Tony

 

De komeet van Halley

De eerste zekere waarneming van deze komeet dateert vanin het jaar 240 v.C. in China. Babylonische kleitafels vermelden de komeet in 164 en in 87 v.C. De meest spectaculaire verschijning greep plaats in 837. Toen passeerde de komeet op 5,1 miljoen km van de aarde en ontwikkelde een staart van 90° lang. De terugkeer in 1066 is vereeuwigd in het tapijt van Bayeux  en die van 1301 vermoedelijk in een schilderij van Giotto di Bondoni (1305).

In 1577 bewees Tycho Brahe, door het bepalen van de parallax, dat kometen geen ondermaanse of atmosferische verschijnselen waren (volgens de leer van Aristoteles). Ze bevonden zich voorbij de baan van de maan.

In 1680-1681 observeerde Newton een komeet. Op het eind van 1680 verdween ze in de nabijheid van de zon, maar in januari 1681 was ze terug te zien, ’s morgens vroeg. In zijn “Principia”, gepubliceerd in 1687, heeft Newton een diagram opgenomen waaruit blijkt dat het om dezelfde komeet ging,

Edmund Halley gebruikte de vergelijkingen van Newton om in 1705 te bewijzen dat  de kometen van 1531 (waargenomen door Apianus), van 1607 (Kepler en Longomontanus) en van 1682 (waargenomen door Halley zelf) één en hetzelfde object waren. Hij voorspelde een terugkeer voor het jaar 1758 en de komeet was terug in haar perihelium op 13 maart 1759. Tussen 1682 en 1758 hadden de planeten Jupiter en Saturnus door hun gravitatie gezorgd voor een vertraging in de periheliumdoorgang van 618 dagen. In 1759 stelde de astronoom de Lacaille voor om deze komeet naar Halley te benoemen.

De wederverschijning van 1910 was de eerste waarbij fotografische en spectroscopische waarnemingen werden verricht.

Men ontdekte CN in de komeetstaart en de paniek sloeg toe: gasmaskers, een antikomeetparaplu en antikomeetpillen!

In feite trekt de aarde tweemaal per jaar doorheen de baan van de komeet: eind oktober (Orioniden) en april-mei (η Aquariden).

De baan is erg elliptisch – het aphelium ligt voorbij de baan van Neptunus – de periode bedraagt 75,3 jaar en de beweging van de komeet is retrograad.

De omstandigheden van de terugkeer in 1986 waren ongunstig. De meest tijd stond de zon tussen de aarde en de komeet. Maar er was een armada van kunstmanen op weg: de Russische Vega 1 en Vega 2, op weg naar Venus, vlogen langs de komeet, ook waren er de Japanse Suisei en Sakigake. Maar de voornaamste kunstmaan was de Europese Giotto, Ze naderde de komeet tot op 596 km!

(ESO, GIOTTO)

De komeet, met afmetingen 16 op 8 op 8 km, was zeer donker (albedo 4%) en had een dichtheid van 0,6 g/cm3. Op het oppervlak trof men heuvelruggen, kraters en heuvels aan, Slechts 10% van de kern bleek aktief te zijn, De detecteerde zuurstof, stikstof en koolwaterstofverbindingen.

Verrassend bleef het helderheidsverloop van de komeet. Ze was het helderst 11 dagen na perihelium. Vóór haar perihelium, toen ze zich nog voorbij de baan van Jupiter bevond, werd ze reeds aktief.

Ook na de periheliumdoorgang – 5 jaar later – volgde een plotse opflakkering waardoor de helderheid met een factor 480 toenam. Dit duurde verscheidene maanden.

TOT IN 2061!

Verslag: Tony

 

 

Reageer